Ik strijk zijn haar van zijn voorhoofd. De rimpeltjes beginnen hun weg te banen bij zijn slapen, net als zijn haren langzaam grijs worden. Toch heb ik me nooit meer zo verbonden gevoeld met iemand als met hem. Ik kus hem, hij mompelt iets en ik trek zachtjes mijn kleding aan. Ik moet naar beneden wil ik niet te laat komen. Ik zet zijn telefoon aan zodat hij niet te lang in slaap valt en op tijd naar zijn werk kan. De deur trek ik voorzichtig achter me dicht.

Ik loop achterom de deur uit en via de draaideur weer naar binnen.

Ze is er al. Achterin, rode ogen van het huilen.

We omhelzen elkaar warm en ik vraag me af of ze kan ruiken wat ik net heb gedaan.

We bestellen een fles witte wijn en wat kleins te knabbelen voor we naar het hoofdgerecht gaan.

Het is het oude liedje, ze valt continu in herhaling en ik laat haar maar vertellen, niets nieuws, ik hoor half wat ze zegt tot ze iets zegt over het wel heel veel afwezig zijn, dat is alleen nog maar erger geworden de laatste weken en dat ze zeker weet dat hij vreemd gaat.

Voordat ik antwoord geef, kauw ik mijn reepje tonijn. Ik hoef niet te kauwen, het is zo zacht dat ik als ik het plet met mijn tong, deze zo door mijn keel naar beneden glijdt. Niettemin wil ik tijd rekken.

Ik kijk haar aan. Mijn oude trouwe vriendin. Dertig jaar kennen we elkaar al. Dertig jaar lang lief en leed. Momenteel even wat meer leed.

‘Waarom ga je zelf ook niet eens een weekendje weg?’

Ik zet het wijnglas aan mijn lippen en laat de substantie door mijn mond rollen. Een witte wijn, beetje mousserend, ik vind hem heerlijk. De belletjes dansen over mijn tong en geven me een fijn gevoel.

Ze kijkt me aan.

‘Ik alleen weg?’

Even vangen onze ogen elkaar, mijn blik wijkt niet.

Ze wendt haar blik als eerste af.

‘Ga jij mee dan?’

Ik verslik me bijna, die zag ik niet aankomen.

‘Wanneer wil je gaan dan?’

Ze haalt haar schouders op.

‘Ik vind het eigenlijk niet goed. Ik moet nu juist thuis blijven. ‘

Ik schudt mijn hoofd.

‘Je hebt altijd gezegd dat hij een hekel heeft aan besluiteloze types. Zorg er dan voor dat je je eigen plan trekt.’

Ik probeer te graven in mijn herinnering of ik haar dit advies drie jaar geleden ook gegeven zou hebben. Ja, ik denk het wel. Ik recht mijn rug en kijk haar doordringend aan.

‘Sterker nog, ik denk dat je duidelijk moet maken dat het zo niet langer gaat en dat hij in dat weekend dat je weg bent moet nadenken over wat hij werkelijk wil. Sterker, jij  moet ook nadenken over wat je wil.’

Ze schrikt zichtbaar en vouwt haar armen defensief voor haar borst.

Even vrees ik dat ik te ver ben gegaan maar dan zucht ze diep en lang alsof de zucht in haar tenen is ontstaan en moeite moet doen om naar boven te komen.

‘Weet je waar je heen moet gaan?’

Ik zorg er voor dat mijn ogen groot zijn en kijk haar uitdagend aan.

‘Naar Maastricht.’

Ze fronst haar wenkbrauwen, ik weet wat ze denkt. Te ver, te ingewikkeld en te moeilijk en ik moet een geïrriteerde zucht onderdrukken.

‘Je gaat met de trein, eerste klas, lekker luxe reizen met een fijn boek, ik weet daar een super leuk hotelletje en een prima restaurant waar je echt leuk ook in je eentje kan eten.’

Ik leg mijn handen uitnodigend in het midden op tafel.

Haar handen komen aarzelend mijn kant uit. Ik grijp ze beet.

‘Je krijgt het van mij cadeau, ik boek het voor je maar wel onder de voorwaarde dat je niet vertelt dat je het van mij hebt gekregen. Anders weet je wel hoe hij reageert.’

Ik zie tranen in haar ogen verschijnen. Ik knijp in haar handen.

‘Ok.’

Ze knijpt terug en ik laat haar handen los. Ik grabbel mijn telefoon tevoorschijn en google.

‘Kijk’, ik laat haar wat foto’s zien. Ik scroll door de foto’s van de omgeving heen die ik zo goed ken en licht er wat voorbeelden van uit. Ik kies bewust veel groene foto’s met water zodat de ruimtelijkheid over het beeld schiet.

‘Het ziet er prachtig uit. Waarom ga je niet met mee?’

Ze kijkt me smekend aan.

Ik schud mijn hoofd.

‘Dat gaat echt niet op deze korte termijn.’

‘Jij moet ook om je zelf denken, je werkt veel te veel na al die mislukte tinderafspraken.’

Ik knik toegeeflijk, ik werk inderdaad veel maar dat heeft niets te maken met tinder.

‘Heb je gelijk in, maar ik denk toch dat het beter is dat je alleen gaat.’

Ik kijk haar streng aan.

‘Komend weekend doen?’

Even twijfelt ze, dan knikt ze dat het goed is.

De borden worden weggehaald, we willen geen dessert meer. Ik werp een blik op de tijd op mijn telefoon. Hij is nog niet weg. Ineens krijg ik haast.

Ik boek een grote suite voor haar met ontbijt en reserveer gelijktijdig bij het Avondmaal. Ik stuur de bevestigingen naar haar door en als ze deze heeft gelezen sta ik op.

‘Laat me weten hoe je het gehad hebt, je mag pas bellen als je weer op de terug weg bent. Misschien moet je dat ook met Remco zo doen. Allebei tijdens dat weekend gewoon even geen contact. Afgesproken?’

Ze knikt en omhelst me warm.

‘Wat zou ik zonder jou moeten?’

‘Dan was er een andere vriendin die voor jou zou zorgen.’

Ik glimlach en knijp in haar schouder.

‘Ga daar genieten en kom los. Van alles.’

Ik wijs op mijn telefoon.

‘Ik moet nog even een paar mailtjes beantwoorden, ga jij maar vast.’

Ze stapt achteruit en na nog een vluchtige kus op mijn wang loopt ze naar de deur. Even later zie ik haar via de ramen aan de zijkant naar haar auto lopen.

Ik kijk op mijn telefoon en zet ‘zoek iphone’ aan.

Hij is nog steeds boven, ik ben vroeger klaar dan ik had gedacht.

Ik pak de lift, dat is het snelst. Met mijn pasje klik ik de deur open.

Als ik naar binnen stap draait hij zich net om, het laken valt opzij, ik zie zijn bruine lijf, gespierd door het werk afsteken tegen het witte laken.

Hij glimlacht loom.

Ik glimlach terug. Twijfel zaaien. Opbouwen. Overtuigen.

Uiteindelijk kiest hij voor mij.

Ik win.

PS… Het was een grote uitdaging voor mij om een nare sluwe vrouw neer te zetten, het was een schrijfuitdaging en ik vond het wel eens interessant om te zien of ik een sluwe vrouw kon neerzetten. Als je net een beetje boos was, is dat gelukt…Liefs van mij! 🙂

Ik struikel over mijn eigen voeten. Het zand is nat en zwaar om over heen te lopen. Toen we hier gister weg gingen was al duidelijk dat het slechte weer er aan zou komen; nog voordat we het strand af waren moest ik de kinderen hun truitjes aan doen. ik heb het flink horen regenen vannacht, veel heb ik niet geslapen. Dat kan wel een voordeel zijn. Als ik boven op de strandslag sta tuur ik naar de grauwe zee. Gister was deze felblauw, het azuur heldere blauw wat we hier niet vaak zien. Ik klik mijn telefoon aan en controleer de berichten. Er zijn er sinds vanochtend toen ik net wakker was, nog eens tientallen bij gekomen. 

Ik schop mijn schoenen uit als het zand naar binnen sluipt alsof het taartvormen zijn die ik zo omgekeerd ga neer zetten. Het zand is koud en ik ril, mijn rode vestje is niet warm genoeg. Ik laat mijn blik over het strand glijden. Twee gezinnen met kinderen staan compleet met regenpakken en emmers bij de vloedlijn. Ik word zo gezien maar dat is op zich niet erg, misschien is dat juist wel goed. Ik loop verder, ploegend tegen de wind in op zoek naar de plek waar we gister zaten.

Mijn oog valt op een stuk brandhout, daar in de buurt was het een beetje, dan iets meer naar voren.

‘Zo, jij bent er vroeg bij.’

Ik schiet een meter de lucht in.

Naast me staat een grote stevige man met een baard. hij lijkt op Kapitein Haddock uit Kuifje.

Aarzelend knik ik en fiets door mijn krochten van mijn herinneringen of ik deze man moet kennen. Er gaan geen alarmbellen rinkelen al weet je dat nooit zeker met onze geschiedenis.

Ik zoek naar een antwoord waar ik alle kanten mee uit kan.

‘Zoiets ja. U bent ook vroeg.’

Ik laat bewust de toon aan het eind van mijn zin omhoog komen zodat het een voorzichtige vraag lijkt.

Hij kijkt me indringend aan maar zegt niets. Een moment weet ik niet goed wat ik moet doen.

‘Fijne dag nog.’

Ik stap zo rustig mogelijk bij hem weg, dichter naar het stuk hout. Ik voel zijn ogen in mijn rug prikken. Ik vouw mijn handen in elkaar en stap over het brandhout heen.

Hier was het. Niets laat nog de sporen zien van ons bezoek gister, geen verloren schepje of emmertje. Ik tuur naar de waterlijn.

Ik voel mijn telefoon bibberen, er komen opnieuw berichten binnen maar ik negeer opnieuw het gebrom in mijn zak.

Mijn ogen vliegen koortsachtig over het strand.

De gezinnen zijn kuilen aan het graven, ik kijk hoe de ouders de kinderen helpen met graven en ik voel een vreemde sensatie over mijn rug naar boven lopen.

Als ik mijn ogen sluit en een paar keer diep adem haal voel ik mijn hartslag langzaam rustiger worden.

Achter me hoor ik mensen praten en ik draai me om.

De strandtent aan het begin van de strandopgang gaat open en het bord waar je mee naar binnen wordt uitgenodigd wordt op de rijplaten gezet. Kapitein Haddock is weg. Ik zoek zijn grote gestalte op het strand, laat mijn ogen boven over de duinen glijden maar ik zie hem niet en voel opnieuw een rilling over mijn rug lopen. Was hij een afgezant? Een spion of zie ik nu echt spoken? Ik haal nog een keer diep adem en loop dan naar de vloedlijn. Mijn voeten zijn steenkoud maar toch moet ik die zee even voelen alsof die geruststelling kan geven. Het water is verrassend aangenaam, er ligt schuim op het zand, vroeger zou ik dit mee genomen hebben voor Pietje, maar Pietje is niet meer, net als Hammie de Hamster en Wambit. Allemaal dode dieren die er nog hadden kunnen zijn.

Ik voel mijn telefoon opnieuw bibberen maar dit is een ander gevoel, er komt een mailtje binnen.

Als ik mijn mailbox open zie ik de boeking die ik gister heb gedaan met de credit card. Een retour vlucht naar Belize voor vier personen. Dat ik gister al wist dat we maar met drie personen zouden gaan lees je er niet aan af.

Kleine Jan vroeg gistermiddag of Papa echt wel in orde was, hij lag wel heel erg diep in de kuil en ook zo stil, maar het was een koud kunstje om hem gerust te stellen, ‘Papa is moe en laat hem maar met rust’. Papa is bovendien vaak ‘out’, dat deze keer niet vreemder was dan anders. Hij knikte verdrietig en begreep dat hij, om te voorkomen dat hij Papa opnieuw uitzinnig boos zou krijgen, hem beter kon laten slapen. Ik stuurde ze weg om een ijsje te halen bij de strandtent.

‘Zeker weer naar een klant?’ Saartjes fijne gezichtje stond boos toen ze met het ijsje in haar hand het druipende ijsje probeerde te temmen en zag dat Papa niet meer bij was. Ze weet veel te goed voor haar 8 jaar wat haar Papa doet voor werk. Ik kon ze gelukkig afleiden en blij maken met de vakantie die ik heb geboekt.

‘Gaat Papa dan ook echt mee?’

Saartje durfde het nauwelijks hardop te vragen.

Het stille verzoek om nee te zeggen dat achter de vraag zat hing in de lucht.

Hun blijdschap over de vakantie was zo groot dat ik wist dat ik de juiste keuze had gemaakt en misschien had het met die blijdschap te maken dat ze niet in de gaten hadden dat ik onze handdoeken en spullen een meter of 10 naar boven had verplaatst. Het was Eb aan het worden en het strand werd steeds korter, de meeste badgasten waren al naar huis gegaan, het strand was bijna leeg.

Saartje was vanochtend nog boos op Papa, ook dat kwam goed uit. Ondanks zijn belofte te stoppen had hij gister veel te veel gedronken en opnieuw pillen genomen. Papa is vaak niet lief dus de kinderen vinden het prima als Papa niet zo vaak thuis is. Ik ook trouwens. Mijn huid herstelt nog van de beuken die hij vorige week tegen mijn jukbeen gaf.

Ik loop het duin op en draai me nog een keer om.

De twee gezinnen sjokken vlak achter mij naar boven en ik knik ze toe als ze mij passeren terwijl ik mijn voeten probeer te ontzanden en mijn schoenen aantrek.

Een van de kinderen heeft een grote emmer met zand mee, het kost hem moeite de emmer naar boven te krijgen en ik steek mijn duim op ten teken dat ik hem stoer vindt. Hij glimlacht aarzelend.

Ik open mijn telefoon en klik alle berichten aan. 60 appjes van verschillende mensen die zich afvragen of ik niet naar de politie moet gaan omdat Odin na 12 uur toch echt vermist lijkt te zijn. Hij had kennelijk vanmorgen afspraken staan met een paar lui die ik niet ken of niet wil kennen en iedereen in crimineel land is in rep en roer. Ik knip en plak mijn antwoord in verschillende app groepjes. ‘Of ik wel naar de politie moet gaan.’

Het is even stil en dan komen de appjes binnen.

‘Had hij gebruikt, was hij dronken?’

De vragen lijken op elkaar, iedereen vraagt het zelfde.

Ik app ja. Even blijft het stil en dan komen de volgende appjes.

‘Misschien is het handig om toch nog even te wachten tot we het zeker weten.’

Ik antwoord diverse groepen dat ik me geen raad weet en wacht tot zij me vertellen wat ik moet doen. Ik krijg van verschillende kanten opgestoken duimen en teksten die met elkaar overeenkomen. ‘Het komt goed, maak je geen zorgen.’

Ik klik mijn telefoon uit en glimlach.

Dat was ik ook niet van plan.

Ik heb er niets mee. Althans, niet van oorsprong. Op de Veldweg (Westzaan dus, al is dat waarschijnlijk inmiddels overbodig te melden) hadden we een speeltuin vereniging die volgens mij elk jaar minder leden kreeg maar in mijn jonge jaren, prehistorisch tijdperk terug, was ik daar wel lid van. En dus deed je aan Carnaval, of je nu wilde of niet.

Lees verder…

De storm

De zandkorrels zitten bij wijze van spreken nog in mijn haar, Eunice en Franklin hebben hun best afgelopen dagen toch echt wel gedaan. Ik hou van de wind die alles open blaast en even de boel flink kan opschudden, het hoort bij de natuur en soms is het gewoon even nodig. Het is net of alles weer even op nul wordt gezet en we daarna weer verder kunnen.

Lees verder…

Ik krijg regelmatig de vraag wat ik zelf lees. Ik lees heel veel, ik luister ook veel. Onderweg, in de auto, met schoonmaken en in de avond is er niets fijner dan mijn bed in te duiken en minstens nog een uurtje te lezen voor ik om val.

Lees verder…

Karin Bijl gaat Kluffie op

De eerste keer dat ik het Kluffie op moest fietsen, straalde ik nog voor de bocht begon. Op de Veldweg, in Westzaan voor alle duidelijkheid, moest je eigenlijk om ergens te komen, richting Zaandam of richting de Noord, die hele Veldweg af fietsen voordat je, de officiële route kon pakken. Zo lang ik me kan herinneren was daar echter Het Kluffie. Een bochtig Kluffie, eigenhandig gemaakt door al die andere mensen die dezelfde route pakten omdat het tijd scheelde. 

Lees verder…

Dit verhaal heb ik mogen opschrijven voor mijn lieve lieve achternicht Guus. We zouden allemaal wat meer Guus in ons moeten hebben. Bijna 90, blij, lezend en het leven trotserend met al zijn uitdagingen en genietend van wat ze nog kan.

Het is koud, mijn jas geeft niet genoeg warmte voor de snijdende kou die ik op mijn borst voel. Ik probeer mijn gezicht naar beneden te houden om te kou te vermijden en zo wat warmte naar binnen te blazen maar ik moet ook oog op de weg houden om niet weg te glijden van het paadje.

Lees verder…

Wij woonden aan de Veldweg in Westzaan, het deel wat nu aan de achterkant uitkijkt op de snelweg en de gevangenis. In de tijd dat ik nog kinderlijk rondfladderde keken wij uit op de landerijen van de boeren en nog wat verder het Noordzeekanaal. Dat konden we vaag zien als we op onze slaapkamer stonden. Daar voeren de schepen naar zee, al hadden we geen benul van de afstanden noch richting. Dat de Grote Stad Amsterdam daar achter lag wisten we ook wel maar niet hoe dat er uit zag. Ik wist dan wel weer hoe lang het fietsen was naar IJmuiden of Castricum. Te ver. Of je nu achter op zat of het later zelf moest fietsen, het was ver. 

Lees verder…
Prachtige gekleurde rups met 8 voeten die schoenen aan hebben

O o.

Ik ben mijn schoen kwijt. Vanmorgen verloren toen ik over de zonnebloemen heen vloog.

Ik kon vanmorgen heel vroeg, toen de zon opkwam niet kiezen, of ik de roze pump zou aan doen met kleine hakjes, of dat ik mijn gympen zou aandoen.

Ik kon geen keuze maken, dus heb ik ze allebei aangedaan.

Aan vier voeten stoere gympen in het groen.

Lees verder…

Kerst in Westzaan

Als het keihard gevroren had, zo’n dag als zondag, dat je naar buiten kijkt en de oranje gloed van de zon op de plantjes ziet en de witte strepen door de lucht schieten alsof er iemand met een verfpot lijnen op het voetbalveld heeft getrokken, dan zagen wij, mijn zus en ik, de mooiste bloemen op het raam. Ademloos konden we er naar kijken, gehuld in een warm dekbed, pas bij het ademen op de ramen zag je de bloemen veranderen in fijne straaltjes die naar beneden sijpelden en weg was de betovering.

Lees verder…