Ik struikel over mijn eigen voeten. Het zand is nat en zwaar om over heen te lopen. Toen we hier gister weg gingen was al duidelijk dat het slechte weer er aan zou komen; nog voordat we het strand af waren moest ik de kinderen hun truitjes aan doen. ik heb het flink horen regenen vannacht, veel heb ik niet geslapen. Dat kan wel een voordeel zijn. Als ik boven op de strandslag sta tuur ik naar de grauwe zee. Gister was deze felblauw, het azuur heldere blauw wat we hier niet vaak zien. Ik klik mijn telefoon aan en controleer de berichten. Er zijn er sinds vanochtend toen ik net wakker was, nog eens tientallen bij gekomen. 

Ik schop mijn schoenen uit als het zand naar binnen sluipt alsof het taartvormen zijn die ik zo omgekeerd ga neer zetten. Het zand is koud en ik ril, mijn rode vestje is niet warm genoeg. Ik laat mijn blik over het strand glijden. Twee gezinnen met kinderen staan compleet met regenpakken en emmers bij de vloedlijn. Ik word zo gezien maar dat is op zich niet erg, misschien is dat juist wel goed. Ik loop verder, ploegend tegen de wind in op zoek naar de plek waar we gister zaten.

Mijn oog valt op een stuk brandhout, daar in de buurt was het een beetje, dan iets meer naar voren.

‘Zo, jij bent er vroeg bij.’

Ik schiet een meter de lucht in.

Naast me staat een grote stevige man met een baard. hij lijkt op Kapitein Haddock uit Kuifje.

Aarzelend knik ik en fiets door mijn krochten van mijn herinneringen of ik deze man moet kennen. Er gaan geen alarmbellen rinkelen al weet je dat nooit zeker met onze geschiedenis.

Ik zoek naar een antwoord waar ik alle kanten mee uit kan.

‘Zoiets ja. U bent ook vroeg.’

Ik laat bewust de toon aan het eind van mijn zin omhoog komen zodat het een voorzichtige vraag lijkt.

Hij kijkt me indringend aan maar zegt niets. Een moment weet ik niet goed wat ik moet doen.

‘Fijne dag nog.’

Ik stap zo rustig mogelijk bij hem weg, dichter naar het stuk hout. Ik voel zijn ogen in mijn rug prikken. Ik vouw mijn handen in elkaar en stap over het brandhout heen.

Hier was het. Niets laat nog de sporen zien van ons bezoek gister, geen verloren schepje of emmertje. Ik tuur naar de waterlijn.

Ik voel mijn telefoon bibberen, er komen opnieuw berichten binnen maar ik negeer opnieuw het gebrom in mijn zak.

Mijn ogen vliegen koortsachtig over het strand.

De gezinnen zijn kuilen aan het graven, ik kijk hoe de ouders de kinderen helpen met graven en ik voel een vreemde sensatie over mijn rug naar boven lopen.

Als ik mijn ogen sluit en een paar keer diep adem haal voel ik mijn hartslag langzaam rustiger worden.

Achter me hoor ik mensen praten en ik draai me om.

De strandtent aan het begin van de strandopgang gaat open en het bord waar je mee naar binnen wordt uitgenodigd wordt op de rijplaten gezet. Kapitein Haddock is weg. Ik zoek zijn grote gestalte op het strand, laat mijn ogen boven over de duinen glijden maar ik zie hem niet en voel opnieuw een rilling over mijn rug lopen. Was hij een afgezant? Een spion of zie ik nu echt spoken? Ik haal nog een keer diep adem en loop dan naar de vloedlijn. Mijn voeten zijn steenkoud maar toch moet ik die zee even voelen alsof die geruststelling kan geven. Het water is verrassend aangenaam, er ligt schuim op het zand, vroeger zou ik dit mee genomen hebben voor Pietje, maar Pietje is niet meer, net als Hammie de Hamster en Wambit. Allemaal dode dieren die er nog hadden kunnen zijn.

Ik voel mijn telefoon opnieuw bibberen maar dit is een ander gevoel, er komt een mailtje binnen.

Als ik mijn mailbox open zie ik de boeking die ik gister heb gedaan met de credit card. Een retour vlucht naar Belize voor vier personen. Dat ik gister al wist dat we maar met drie personen zouden gaan lees je er niet aan af.

Kleine Jan vroeg gistermiddag of Papa echt wel in orde was, hij lag wel heel erg diep in de kuil en ook zo stil, maar het was een koud kunstje om hem gerust te stellen, ‘Papa is moe en laat hem maar met rust’. Papa is bovendien vaak ‘out’, dat deze keer niet vreemder was dan anders. Hij knikte verdrietig en begreep dat hij, om te voorkomen dat hij Papa opnieuw uitzinnig boos zou krijgen, hem beter kon laten slapen. Ik stuurde ze weg om een ijsje te halen bij de strandtent.

‘Zeker weer naar een klant?’ Saartjes fijne gezichtje stond boos toen ze met het ijsje in haar hand het druipende ijsje probeerde te temmen en zag dat Papa niet meer bij was. Ze weet veel te goed voor haar 8 jaar wat haar Papa doet voor werk. Ik kon ze gelukkig afleiden en blij maken met de vakantie die ik heb geboekt.

‘Gaat Papa dan ook echt mee?’

Saartje durfde het nauwelijks hardop te vragen.

Het stille verzoek om nee te zeggen dat achter de vraag zat hing in de lucht.

Hun blijdschap over de vakantie was zo groot dat ik wist dat ik de juiste keuze had gemaakt en misschien had het met die blijdschap te maken dat ze niet in de gaten hadden dat ik onze handdoeken en spullen een meter of 10 naar boven had verplaatst. Het was Eb aan het worden en het strand werd steeds korter, de meeste badgasten waren al naar huis gegaan, het strand was bijna leeg.

Saartje was vanochtend nog boos op Papa, ook dat kwam goed uit. Ondanks zijn belofte te stoppen had hij gister veel te veel gedronken en opnieuw pillen genomen. Papa is vaak niet lief dus de kinderen vinden het prima als Papa niet zo vaak thuis is. Ik ook trouwens. Mijn huid herstelt nog van de beuken die hij vorige week tegen mijn jukbeen gaf.

Ik loop het duin op en draai me nog een keer om.

De twee gezinnen sjokken vlak achter mij naar boven en ik knik ze toe als ze mij passeren terwijl ik mijn voeten probeer te ontzanden en mijn schoenen aantrek.

Een van de kinderen heeft een grote emmer met zand mee, het kost hem moeite de emmer naar boven te krijgen en ik steek mijn duim op ten teken dat ik hem stoer vindt. Hij glimlacht aarzelend.

Ik open mijn telefoon en klik alle berichten aan. 60 appjes van verschillende mensen die zich afvragen of ik niet naar de politie moet gaan omdat Odin na 12 uur toch echt vermist lijkt te zijn. Hij had kennelijk vanmorgen afspraken staan met een paar lui die ik niet ken of niet wil kennen en iedereen in crimineel land is in rep en roer. Ik knip en plak mijn antwoord in verschillende app groepjes. ‘Of ik wel naar de politie moet gaan.’

Het is even stil en dan komen de appjes binnen.

‘Had hij gebruikt, was hij dronken?’

De vragen lijken op elkaar, iedereen vraagt het zelfde.

Ik app ja. Even blijft het stil en dan komen de volgende appjes.

‘Misschien is het handig om toch nog even te wachten tot we het zeker weten.’

Ik antwoord diverse groepen dat ik me geen raad weet en wacht tot zij me vertellen wat ik moet doen. Ik krijg van verschillende kanten opgestoken duimen en teksten die met elkaar overeenkomen. ‘Het komt goed, maak je geen zorgen.’

Ik klik mijn telefoon uit en glimlach.

Dat was ik ook niet van plan.